Arbeidsspelletjes

Irma Vonk – Vrije Opvoedkunst – Juli 1954

Wanneer ik hier iets wil vertellen over enkele arbeidsspelletjes die reeds lange tijd bij ons in de kleuterklas worden gespeeld, moet wel eerst even duidelijk worden gemaakt, wat wij hieronder verstaan.

In veel beroepen vindt reeds lang de arbeid niet meer plaats op de wijze, zoals wij het de kinderen hier laten spelen. De meeste arbeid geschiedt tegenwoordig immers mechanisch. De arbeidsspelletjes die wij de kinderen laten spelen, schijnen daarom op het eerste gezicht, ouderwets.

Het gaat hier echter niet zozeer om het nabootsen van het moderne beroepsleven, als wel om de dynamiek van de bewegingen van verschillende ambachten, en wel juist die ambachten die men in onze tijd haast niet meer te zien krijgt.

Natuurlijk zullen de kinderen zelf al gauw zeggen:,,maar dat gaat zo niet, dat gaat toch elektrisch”? Daaruit blijkt duidelijk hoe sterk de kinderen gewend zijn aan de moderne techniek en hoe zeer vervreemd van het menselijke gebaar der hande- lingen. Maar juist in de nabootsing van dit gebaar schuilt voor de kleuter de opvoedende kracht, waaraan hij zo sterk behoefte heeft.

Wij proberen dus in de kleuterklas de kinderen nog iets te laten beleven van de werkelijke handenarbeid en de dynamiek daarvan. Denk b.v. aan een boer, die langzaam schrijdend en met een breed gebaar het koren zaait of die achter zijn ploeg loopt waar de paarden voor gespannen zijn, en denk aan alle bewegingen die hij te doen heeft bij het oogsten, het maaien, het binden, het op de wagen laden enz.

Al deze werkzaamheden kan men verenigen in een spel, waaraan de kinderen met groot enthousiasme zullen meedoen. Nog mooier wordt het voor die kinderen, die zelf op een boerderij zijn geweest en daar hebben mogen meehelpen met het schoven binden, achter de ploeg aan lopen en kippen voeren enz. en alle handelingen van de boer met eigen ogen gezien hebben. Voor hen wordt het spel een nabootsing van het werkelijke leven, voor de anderen een aanvulling van datgene wat tegenwoordig in hun waarnemingswereld ontbreekt. Dan zijn er natuurlijk ook de stadsambachten van timmerman, houthakker, bakker, smid enz., maar ook deze worden verdrongen door het moderne rumoer en verkeer, zodat toch veel kinderen er niet in hun jeugd mee in aanraking komen. Maar daarom moeten ze in de kleuterklas juist zo ,,echt” mogelijk gespeeld worden, met alle bewegingen die erbij horen, zodat de kinderen zelf moe worden van het deeg kneden, en het op het aambeeld slaan..

Ik wil nu proberen een beschrijving te geven van een spel, dat ik met de kinderen in de kleuterklas gedaan heb. Zelf ben ik eens in een dorp bij een kleine bakkerij geweest, waar alles nog met de handen gedaan werd; dit heb ik dan met de kinderen ongeveer op de volgende wijze gespeeld. Stel U een groep van pl.m. 24 kinderen voor, grote en kleine kleuters, waarmee we aan het werk gaan. Wij zijn begonnen met het ogenblik, dat de bakker uit zijn bed is gesprongen, zich gewassen en gekleed heeft en naar de bakkerij is gegaan. Het eerste wat hij doet, is kijken of de oven nog goed brandt. Er moeten eerst nog wat kolen worden opgegooid. Hij pookt er wat in, haalt de kolen en vult bij, zodat de oven goed heet kan worden. Wij sjouwen dus met kolen en vullen de oven en lopen dan ook van de ene hoek van de klas naar de andere, waar de oven staat. Nu wast de bakker zijn handen goed, doet een mooi wit schort aan en een muts op en gaat aan het werk. We beginnen dan eerst met het deeg klaar te maken. We maken een kring; het midden daarvan is de trog. We halen de zak met meel uit een hoek van de klas, dragen hem op onze schouder en schudden hem leeg in de trog, dit herhalen wij een paar maal. De gist komt er nu bij en de melk, en nu aan het kneden, wat een zeer zwaar werk is en lang duurt voor het goed is. We kneden dan ook uit alle macht, we steunen en zuchten er echt bij, een paar kinderen zeggen wel: „Ach Juf, dat hoef je zo niet te doen, de bakker heeft een machine”; maar ze worden toch geboeid door het werk met elkaar en doen dan toch mee. Na het kneden vormen we de broden, kleine broodjes voor de dwergen, broden voor de mensen en een groot brood voor de reus. Dat alles moet nu gebakken worden. We doen het in de broodvormen en schuiven het de oven in, laten het bakken en maken weer nieuw deeg voor de volgende broden. Soms hoor je een verzuchting dat ze nu moe zijn en zelf honger hebben en uit willen rusten. Heel voorzichtig pakken we tenslotte de broden uit de oven: Pas op en brand de handen niet, want de oven is heet”! Voorzichtig de oven; zetten we de broden op een plank om ze af te laten koelen. Zo nu en dan moesten er ook nog eens nieuwe kolen op een paar kinderen snellen naar de hoek en halen wat zakken kolen en doen die in de oven. Zo werken we dus met zijn allen, en gaan de volgende dag het brood bezorgen. Maar eerst willen de kinderen hun eigen boterham nog opeten, wat ze dan ook gezamenlijk doen.

Dat de kinderen moe zijn geworden en zuchten is het bewijs dat het spel goed is gelukt, en wij ons doel bereikt hebben, want door het spel hebben ze iets beleefd van de arbeid uit het leven.

Misschien is deze korte beschrijving voor u als ouders een aanmoediging, om ook eens een dergelijk spel te bedenken, en met de kinderen thuis te spelen.

En verzuimt U vooral niet om daar, waar de kinderen in hun omgeving nog iets van menselijke arbeid kunnen meemaken (stratenmaker, huizen bouwen, tuinieren enz.) er met hen naar te gaan kijken! Hebben ze n.l. zoiets goed gezien en in zich opgenomen, dan zijn ze ook in staat om zonder uw hulp, uit hun eigen vrije fantasie, zo’n spel te maken.