Om een goed beeld te krijgen van wat Rudolf Steiner met de weekspreuken voor ogen had is het verhelderend de voorwoorden te lezen die zijn gegeven bij de uitgaven van 1912-1913 en die van 1918.
Vierde week (28 april-4 mei)
Ik voel het wezen van mijn wezen
zo spreekt het voelen
dat in de zonverlichte wereld
zich met de overvloed van licht verenigt;
het wil het denken
naast helderheid ook warmte schenken
en mens en wereld
in eenheid stevig met elkaar verbinden.
Vijfde week (5-11 mei)
In het licht dat uit de geestesdiepten
in de ruimte vruchtbaar wevend
het scheppen van de goden openbaart,
daarin verschijnt het zielewezen
verwijd tot wereld-zijn
en opgestaan
uit de innerlijke macht van het benauwde zelf.