Het kleuterkind

Irma Vonk – VOK juli 1967

Wanneer wij het over het kleine kind hebben denken we vooral aan iets liefs en onschuldigs, wat het natuurlijk ook is. Maar het is nog veel meer. Ik geloof dat haast ieder mens geboeid is door het spel en de bewegingen van het kleine kind. Alles is nog zo puur bij hem en dat is iets wat ons niet gaat vervelen en waar we steeds opnieuw naar kijken. Het houdt ons dan ook altijd bezig, waarom het kind het nu juist zo doet.

Het moet zich nog geheel ontwikkelen en neemt alles in zich op wat in zijn omgeving leeft. Daarom is het opvoeden van de kleuter de allergrootste taak en een grote verantwoordelijkheid, want wat hij nu opneemt is voor zijn hele verdere leven belangrijk.

Men kan het kind niet genoeg beschermen en omhullen, de wereld om hem heen is zo kaal en rumoerig. Het wiegekind is nog meer beschermd in zijn holletje en achter zijn gordijn- tjes, maar zodra het kindje over de vloer is, komt er zoveel zijn leventje binnendringen.

Bij de kinderen in de kleuterklas heb je vaak het gevoel dat er storm komt, zo druk en woelig zijn zij. Het komt ook wel vaak uit, maar heel vaak ook niet. De onrust van de buitenwereld brengen ze met zich mee.

Wat kun je nu doen om deze kinderen te helpen en te beschermen voor alles wat in hun wereldje is binnengedrongen? Het is heerlijk voor een kind als er vrolijkheid in zijn omgeving is, een blij ontspannen zijn; al die spanningen, onenigheid voelt een kind en die gaan diep naar binnen. Ook radio, T.V. en verkeer zijn kwade elementen voor het kind. Ieder kind vindt het fijn om met vader en moeder te zingen, de oude bakerrijmpjes, ze willen ze altijd herhalen. Je ziet gewoon aan de gezichtjes hoe intens ze daarvan genieten.

Een versje door de radio, van een plaat of op de T.V. zegt een kind in wezen niet veel. Al zal het uiterlijk gezien wel meezingen en meeklappen, het geeft toch niet die intense genieting als wanneer moeder of vader zelf met hem zingt en speelt. (Al de oude bakerrijmpjes die een schat van waarde bezitten, zijn overal te verkrijgen). Daar zullen zij steeds weer om bedelen. Dit zullen zij zich later altijd herinneren.

Ook vindt een kind niets heerlijker dan om achter moeder of vader aan te keuvelen, mee te doen met wat zij doen. Het is niet altijd gemakkelijk, en het kan ook niet altijd, maar ze kunnen met een stoffertje, een doekje, een beetje water e.d. ,,meehelpen”. Zelfs bij kleine behuizing kan het kind deze vrijheid genieten.

Graag willen ze dicht bij je zitten, vlak bij de stoel van vader of moeder spelen. Ze zoeken de omhulling, het vertrouwde, hebben nog het gevoel van geborgen-zijn nodig. Dan zijn ze in hun element.

Als het kind eenmaal rond gaat kuieren, beginnen de problemen! De eerste tijd waarin het gaat lopen, wil het de wereld ontdekken en moet dat ook kunnen doen. (Voor de rust van de groteren is het beter, breekbare waar hoog weg te zetten, anders moet het kind te veel verboden worden).

Nu bootst het kind alles na wat het ziet en hoort en zo leert het b.v. ook spreken. Daarom moeten wij ons bewust zijn wat wij zeggen en denken in de omgeving van het kind, omdat alles wat hij hoort op hem inwerkt. Het heel kleine kind is als het ware nog een en al zintuigorgaan en leeft geheel in zijn omgeving. Wij bemerken, dat een kind daar zo ontvankelijk voor is als b.v. vader en moeder eens samen uit willen en alles dan vlug-vlug moet worden gedaan. Dan gaat het meestal extra langzaam en komen er huilpartijen.

Waar een klein kind erg onder lijdt, zijn de onenigheden tussen vader en moeder. Veel dieper gaan deze in het kinderleven dan uiterlijk wordt gedacht. Deze betekenen letterlijk indrukken, die niet meer uitgewist kunnen worden. Door al die spanningen wordt een kind ook lastig.

Hoe wordt het kind naar bed gebracht? Dat is iets waar de tijd voor genomen moet worden. Het is zo belangrijk met welke laatste indrukken het kind gaat slapen. Veel kinderen – helaas zien voor ze naar bed gaan T.V. en niets is zo slecht als dat. Het zijn beelden (vaak geen kinderbeelden) die niet in het kind zelf ontstaan zijn, zoals wanneer hij het verloop van een verhaaltje (sprookje van Grimm) luisterend volgt; ieder kind zal dan zijn eigen beeld hebben. Met die beelden en met de hem vertrouwde mensenstem gaat het kind dan gewoonlijk tevreden en rustig slapen. Voorwaarde is natuurlijk, dat dit naar bed brengen met innerlijke rust gebeurt! Het spelen van kinderen in deze tijd wordt door veel dingen belemmerd: kleine behuizing, verkeersdrukte en daarbij radio, telefoon en T.V. Kinderen hebben, al is het nog zo klein, een plekje nodig waar gespeeld mag worden, waar rommel gemaakt mag worden, waar ze hun fantasie mee kunnen uitleven. In de kleuterklas, waar ze samen zijn van 3 tot 6 jaar, zie je de driejarigen heerlijk vergenoegd spelen midden tussen het gewoel in. De ouderen zoeken elkaar al meer en vormen samen een spel, waarbij zij gebruik maken van kisten, banken, stoe- len en al het andere materiaal. Daar wordt van alles mee gedaan. Door het gezamenlijke spel worden die kinderen die al ,,dicht zitten” meegesleept door de anderen en ontplooien hun fantasie.

Het verkleden is ook een van de heerlijkste dingen, met een aantal gekleurde lappen en wat kronen beelden ze van alles uit. Nog lang na Kerstmis en Driekoningen is alles Maria, Jozef en Koningen. Soms vijf Maria’s tegelijk, maar dat hindert niet, ze storen elkaar niet, ieder leeft in zijn rol. En de kinderen grijpen het liefst naar al deze dingen; met het volmaakt afgewerkt speelgoed doen ze niet veel. Wordt er wel eens iets meegenomen van huis, dan is het al gauw,,doe maar in de kast, Juf” en zij vergeten vaak het terug te vragen. Zo is er ook een tafel met stronken, eikels, kastanjes, schelpen en dennenappels, met kleine dwergjes (van vilt en schapenwol), waar intens mee gespeeld wordt, vooral door de grootste kleuters.

Het sprookjes vertellen is wel het allerheerlijkste moment, ze zijn er direct helemaal in, de kleineren zullen eerst bij ieder woord meespreken, maar dat stoort de ouderen niet. Het sprookje is een levende wereld voor het kleine kind; hier kan het zijn eigen beelden vormen. Het is bij het vertellen dan ook muisstil, ze drinken het van je lippen en ze kunnen steeds weer hetzelfde horen. Vooral de Wolf en de zeven geitjes is een sprookje waar ze altijd weer naar luisteren en ze springen en dansen als de wolf dan weer in de put is doodgevallen en de geitjes weer levend bij moeder zijn. Met de beelden uit de sprookjes bouwen ze hun fantasieleven op. Het zijn dan ook ware beelden; een hele mensheidsontwikkeling ligt er in verborgen. Immers, er is altijd een strijd tussen het goede en het boze, waarbij in het echte sprookje altijd het goede overwint. Veel wordt ervan gespeeld; hoe stil en waardig kan een kind als koning of koningin door het gewirwar van de anderen heen schrijden.

Zo zal, als we met openheid, geduld en liefde tegenover het kleine kind staan, altijd een vertrouwen ons tegemoet stromen, en omdat het kleine kind nog zo onbevangen tegenover ons staat en steeds weer vertrouwen in ons heeft, mogen wij dat niet beschamen, maar moeten we zo goed wij kunnen een mantel van liefde om hem heen leggen en hem beschermen tegen schadelijke invloeden van de buitenwereld. Het kleuterkind van nu zal ons er later dankbaar voor zijn als het op een blijde en harmonische kleutertijd kan terugzien.