In het boek Theosofie (1904) gaf Rudolf Steiner de eerste volledige beschrijving van het mens- en wereldbeeld van de antroposofie. Steiner beschrijft de mens hier als een wezen dat op drie verschillende manieren in contact staat met de wereld: via zijn lichaam, zijn ziel en zijn geest. Hij geeft een verantwoording van de reïncarnatie- en karmagedachte, en schetst vervolgens in een weids panorama de bovenzinnelijke wereld en het leven na de dood. Ten slotte wordt een weg tot innerlijke ontwikkeling beschreven die voor ieder mens in deze tijd begaanbaar is. Theosofie heeft het karakter van een werkboek. De ervaringen waarop het is gestoeld zijn zowel aan het gewone leven als aan het helderziende onderzoek ontleend. Ze worden met wetenschappelijke precisie doordacht en geformuleerd. Door actief mee te denken kan de inhoud van het boek tot een rijke innerlijke ervaring worden.
I. Die leibliche Wesenheit des Menschen
II. Die seelische Wesenheit des Menschen
III. Die geistige Wesenheit des Menschen
Wiederverkörperung des Geistes und Schicksal (Reinkarnation und Karma)
Die drei Welte
II. Die Seele in der Seelenwelt nach dem Tode
IV. Der Geist im Geisterland nach dem Tode
V. Die physische Welt und ihre Verbindung mit Seelen- und Geisterland