De vrije school-beweging in het licht van de negende eeuw

Frans Lutters – VOK juni 1991

De Vrije School-beweging in het licht van de negende eeuw

Voor velen zullen de woorden die Daniël van Bemmelen bij de opening van de Vrije Pedagogische Academie in 1974 sprak onbekend zijn. In het onderstaande fragment daaruit wijst hij op de samenhang van de pedagogische impuls zoals die leeft in de Vrije Scholen en de ontwikkelingen in de Karolingische tijd. “Het karma van de Nederlandse Vrije School is een onderdeel van het wereldkarma, dat aan de Stuttgarter Waldorfschule ten grondslag ligt. Wanneer we naar de oorsprong van dat karma willen zoeken dan moeten we tot in de 8e en 9e eeuw terug kijken, de tijd van Karel de Grote die leefde van 742 tot 814.”

Dan bespreekt hij nog hoe Karel de Grote de impuls tot de scholenstichting in zijn rijk, van zijn moeder Berta of Bertrada ontvangt. Deze vrouw is Berta ,,met de Ganzevoet”, (,,Berta as grans pieds”) die in het gehele Midden Europese geestesleven nog steeds voortleeft door de sprookjes die zij als eerste vertelde: De sprookjes van Moeder de Gans.

Om de pedagogische impuls, die zich uit in de stichting van volksscholen en van universiteiten, te realiseren zoekt Karel de Grote uit heel Europa wetenschappers, priesters en kunstenaars bijeen. Op de scholen moet niet alleen in het Latijn onderwezen worden maar ook in de volkstaal. Naast het oefenen van de schrijfkunst en het rekenen, acht Karel de muziekbeoefening en vooral de zang van groot belang. In deze scholenstichtingsimpuls moeten we dus de oorsprong van het wereldkarma dat aan de Vrije Schoolbeweging ten grondslag ligt zoeken.

Nu was deze impuls weliswaar voor Karel de Grote een eenduidige impuls, maar in de geleerden, priesters en kunstenaars, die Karel om zich heen verzamelde, tekenden zich twee stromingen af.

Het is aan het baanbrekende werk van Walter Johannes Stein te danken dat we meer zicht op deze twee stromingen rond Karel de Grote kunnen krijgen. In,,Weltgeschichte im Lichte des heiligen Grals” worden ze zichtbaar. De ene is meer Romeins-christelijk georiënteerd en de andere meer lers-christelijk. In de 8e eeuw had het lerse christendom nog een kosmische georiënteerdheid en beleefde de christusimpuls nog vanuit een zekere helderziende waarneming. Het Romeinse christendom daarentegen zag iedere helderziende waarneming als een bedreiging voor de ontluikende intellectuele ontwikkeling. We zien dat Karel de Grote in dit spanningsveld staat waarbij de Romeinse stroming in latere tijd de lerse stroming verdringt.

Maar laten we terugkeren tot Karel de Grote zelf. Het was een ongebruikelijke pioniersdaad dat een koning (Karel was toen nog geen keizer) tot stichter van volksscholen werd.

In de scholenstichting in Stuttgart, door Emil Molt, in 1919 vinden we deze signatuur terug. Evenals het in de Karolingische tijd ongebruikelijk was dat een koning volksscholen stichtte, zo was het aan het begin van de twintigste eeuw ongebruikelijk dat een ondernemer en fabrieksdirecteur scholen stichtte voor het onderwijs aan arbeiderskinderen gezamenlijk met kinderen uit de zgn.,,gegoede standen”.

Karel de Grote ontving de impuls van zijn moeder Berta. Haar vader was Charibert van Laon. Achter deze persoonlijkheid verbergt zich een belangrijke christelijke ingewijde. Deze grootvader van Karel de Grote wordt in de Duitse versie van de sage van,,Floris ende Blanchefleur” geïdentificeerd met Floris.

Over deze Floris heeft Rudolf Steiner eenmaal in alle openbaarheid het volgende gezegd:,,Dezelfde ziel die in Flos oftewel Flore (Ned.: Floris) leefde en die in het lied bezongen wordt, is, opnieuw belichaamd, in de dertiende en veertiende eeuw verschenen om een nieuwe mysterieschool te stichten, die het Christusgeheim zou verzorgen op een aan de Nieuwe Tijd aangepaste wijze. Hij is dan de grondlegger van het Rozenkruizerdom.” Deze grondlegger van de Rozenkruizerwerkzaamheid is bekend onder de naam Christiaan Rozenkruis.

Berta, als dochter van Charibert van Laon, is draagster van deze diep christelijke impuls die zij door haar vader opneemt. In het teken van deze impuls zet zij haar zoon aan tot de stichting van volksscholen. Zoals in de achtste eeuw de individualiteit van de latere Christiaan Rozenkruis aan de wieg van de scholenstichting door Karel de Grote stond, zo stond Rudolf Steiner aan de wieg van de stichting van de Freie Waldorfschule door Emil Molt. In de geestelijke wereld werken Rudolf Steiner en Christiaan Rozenkruis ten nauwste samen. De Vrije Schoolbeweging kan zich bewust worden van de verbinding die zij heeft met beide grote christelijke ingewijden.

Emil Molt en Rudolf Steiner:

In zijn levensbeschrijving vertelt Emil Molt hoe hij, in de jaren dat de Waldorf-Astoria fabriek tot een grote onderneming uitgroeide, samen met Berta(!) zijn vrouw, Rudolf Steiner ontmoet en hoe zij tijdens een voordracht over het Johannes-evangelie wisten dat ze, in hetgeen deze mens vertelde, voor de rest van hun leven het volste vertrouwen konden hebben. De samenwerking tussen Emil Molt en Rudolf Steiner werd vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog intensief, waarbij Emil Molt probeerde het werkelijk geesteswetenschappelijke inzicht in de oorzaken van de oorlog door te laten dringen in de militaire kringen. In 1917 schrijft Rudolf Steiner voor het eerst over het drieledig mensbeeld en vrijwel tegelijkertijd ontstaat ook de sociale driegeledingsbeweging waarbij Emil Molt ten nauwste betrokken is. Uit dit summiere overzicht blijkt al hoe Emil Molt in deze incarnatie, het lot van Europa in zijn hart draagt. De stichting van de Vrije Schoolbeweging vormt de kroon op deze intenties. Oud karma wordt tot nieuw karma in de stichting van de Freie Waldorfschule.